Zaterdag 29 april 2023
Vanaf de heuvel waarop het kasteel van Slanec staat, ben ik over het zandpad weer teruggelopen naar het plaatsje zelf. In het vorige deel van dit reisverslag heb ik al aangegeven dat Kosice in 2013 Culturele hoofdstad van Europa was. Er is toen blijkbaar geïnvesteerd in het aantrekkelijk maken van de omgeving voor toeristen. Een onderdeel daarvan was ook een toeristisch infocentrum en bijbehorend museum. Hoewel nog wel aangegeven op Google waren deze allebei gesloten en ook website van het centrum was uit de lucht. Dan lijkt het er toch veel op dat er van alles wat 10 jaar geleden gerealiseerd is met Europese subsidies weinig meer over is.

Op mijn gemak ben ik volgens dezelfde weg weer teruggelopen naar het stationnetje van Slanec buiten de plaats zelf.

Hier was het vervolgens nog ongeveer een half uur wachten op de trein naar Kosice. Hoewel Slanec maar een kleine plaats is, zag het stationsgebouw inclusief wachtruimte er netjes en onderhouden uit.

Rond kwart over twee stapte een klein groepje mensen op de trein richting Kosice om daar rond tien voor drie aan te komen. De kwaliteit van treinen in Slowakije is ook op dit soort trajecten gewoon prima en vergelijkbaar (en soms wel beter) met wat je in Nederland bij de NS gewend bent.

Aangezien het pas drie uur was toen ik het station van Kosice uitliep was er nog voldoende tijd om een aantal zaken in de stad zelf te bezoeken. Morgen zou overigens mijn laatste dag zijn en die had ik volledig ingepland met het bezoeken van een aantal musea in Kosice.

Een overblijfsel van de culturele hoofdstad die Kosice in 2013 was is de Kunsthalle. In een oud zwembad werd een ruimte voor hedendaagse kunst ontwikkeld met financiële steun van de Europese Unie. Het zwembad zelf is gebouwd tussen 1957 en 1962. Het is slechts tot het eind van de jaren ’70 gebruikt omdat de constructie toen instabiel werd omdat een nabijgelegen rivier omgeleid werd en er een autoweg werd aangelegd. Bij de herbouw zijn de instabiele delen afgebroken en opnieuw opgebouwd.

Van het gebouw zelf leek op het moment dat ik er was maar een klein deel in gebruik voor het tentoonstellen van kunst. Het grootste deel leek gewoon leeg te staan. Als je op de Facebookpagina van de Kunsthalle gaan kijken, worden daar een flink aantal activiteiten aangegeven. Eind april was er in elk geval geen grote tentoonstelling van kunstenaars. En daarmee worden er toch echt veel kansen gemist om toeristen te trekken. Zeker omdat het om een gebouw gaat dat slechts 10 jaar geleden volledig gerenoveerd is.

Tot 1920 was Kosice nog een onderdeel van Hongarije. Hierna behoorde het bij het nieuwe Tsjecho-Slowakije. In Kosice staat een museum over Sandor Marai. Een Hongaarse schrijver die in het jaar 1900 in Kosice is geboren. Het museum is opgedeeld in een zestal onderdelen: “Een introductie”, “het leven in Kosice”, “familie van de schrijver”, “kindertijd en jeugd”, “Boedapest” en de “Emigratie”.

Na afloop van de Eerste Wereldoorlog vertrok de jonge Sandor Marai naar Budapest om vervolgens in oktober 1919 verder te gaan naar Duitsland. Nadat hij in 1923 getrouwd was ging hij samen met zijn vrouw wonen in Parijs. Na door allerlei landen gereisd te zijn kwam hij in 1928 terug naar Budapest. Hoewel de opschriften in het museum alleen in het Hongaars en Slowaaks zijn, is er ook een Engelse digitale toelichting beschikbaar.

Na afloop van de Eerste Wereldoorlog vertrok de jonge Sandor Marai naar Budapest om vervolgens in oktober 1919 verder te gaan naar Duitsland. Nadat hij in 1923 getrouwd was ging hij samen met zijn vrouw wonen in Parijs. Na door allerlei landen gereisd te zijn kwam hij in 1928 terug naar Budapest. Hoewel de opschriften in het museum alleen in het Hongaars en Slowaaks zijn, is er ook een Engelse digitale toelichting beschikbaar.

Na de Tweede Wereldoorlog werd Marai gekozen tot secretaris-generaal van de Hongaarse vereniging van schrijvers. Hij werd ook lid van een kunstraad van de Hongaarse regering en in 1947 gekozen tot lid van de Hongaarse academie van wetenschappen. Na de machtsovername door de communisten vertrok hij in september 1948 uit Hongarije richting Italië.

In 1980 vertrok hij samen met zijn vrouw definitief naar San Diego in de Verenigde Staten om in de buurt van zijn adoptiefzoon Janos te kunnen wonen. Na zijn vertrek uit Hongarije is Marai blijven publiceren in de Hongaarse taal. In 1986 overleed zijn vrouw aan kanker. In november zijn jongere broer en in 1987 ook zijn adoptiefzoon.

Nadat hij in het begin van 1989 door zelfmoord overleden was, zorgde de val van het communisme in Hongarije voor een rehabilitatie van de schrijver. Hij werd weer erkend als lid van de Hongaarse academie van wetenschappen. Op verschillende plaatsen kwamen er gedenktekens en vanaf 2019 bestaat het museum over hem in Kosice. In de buurt van het museum is ook nog een beeld van hem te vinden.

Hierna ben ik teruggenomen naar het echte centrum van de stad om daar nog een tweetal kerken te bezoeken. Hieronder is nog een foto te zien waar de kathedraal volledig opstaat dan de eerdere foto uit het vorige deel van dit reisverslag.

De drievuldigheidskerk in Kosice is een voormalige Jezuïetenkerk, die tegenwoordig als Rooms-Katholieke kerk in gebruik is. De kerk is gebouwd op de plek waar in 1619 drie katholieke priesters gemarteld werden tot de dood erop volgde. Deze priesters waren naar het overwegend protestantse Kosice gestuurd om daar de katholieken te ondersteunen. Toen de stad in dit jaar door opstandige soldaten bezet werd, begonnen die een vervolging van de katholieken.

De Jezuïeten hebben de kerk gebruikt tot 1773 toen hun orde ontbonden werd en ze verdreven werden uit de stad. De kerk is sinds 1811 in gebruik bij de katholieke orde van de Premonstratenzers.

Een andere kerk is de Sint-Antonius van Paduakerk uit de 14de eeuw. De kerk is onderdeel van een complex waarin zich ook het klooster van de Franciscanen bevindt. Een klooster dat tegenwoordig niet meer bewoond wordt. Tussen 1596 en 1671 werd de kerk als kathedraal gebruikt door de bisschop van Eger omdat deze plaats toen bezet was door de Ottomanen.

De oprichter van de eerste universiteit van Kosice en tevens ook bisschop van Eger, Benedikt Kisdy, lag begraven in de crypte van de kerk. Na het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn alle crypten door soldaten geplunderd. Na een bezoek aan deze laatste kerk waar ik maar kort binnen ben geweest omdat er op dat moment een viering plaatsvond, had ik voor vandaag genoeg dingen gezien. Zoals uit dit reisverslag volgt is er in Kosice en omgeving genoeg te zien om daar een dag of vier te verblijven. Een goede planning is wel van belang en dan kun je nog wel eens voor verrassingen komen te staan omdat musea ineens onaangekondigd dicht kunnen zijn. Het geeft echter wel een goed beeld van Slowakije dat door toeristen nog niet echt ontdekt is.

Het volgende deel van dit reisverslag is te vinden op deze pagina
Vanaf de heuvel waarop het kasteel van Slanec staat, ben ik over het zandpad weer teruggelopen naar het plaatsje zelf. In het vorige deel van dit reisverslag heb ik al aangegeven dat Kosice in 2013 Culturele hoofdstad van Europa was. Er is toen blijkbaar geïnvesteerd in het aantrekkelijk maken van de omgeving voor toeristen. Een onderdeel daarvan was ook een toeristisch infocentrum en bijbehorend museum. Hoewel nog wel aangegeven op Google waren deze allebei gesloten en ook website van het centrum was uit de lucht. Dan lijkt het er toch veel op dat er van alles wat 10 jaar geleden gerealiseerd is met Europese subsidies weinig meer over is.

Op mijn gemak ben ik volgens dezelfde weg weer teruggelopen naar het stationnetje van Slanec buiten de plaats zelf.

Hier was het vervolgens nog ongeveer een half uur wachten op de trein naar Kosice. Hoewel Slanec maar een kleine plaats is, zag het stationsgebouw inclusief wachtruimte er netjes en onderhouden uit.

Rond kwart over twee stapte een klein groepje mensen op de trein richting Kosice om daar rond tien voor drie aan te komen. De kwaliteit van treinen in Slowakije is ook op dit soort trajecten gewoon prima en vergelijkbaar (en soms wel beter) met wat je in Nederland bij de NS gewend bent.

Aangezien het pas drie uur was toen ik het station van Kosice uitliep was er nog voldoende tijd om een aantal zaken in de stad zelf te bezoeken. Morgen zou overigens mijn laatste dag zijn en die had ik volledig ingepland met het bezoeken van een aantal musea in Kosice.

Een overblijfsel van de culturele hoofdstad die Kosice in 2013 was is de Kunsthalle. In een oud zwembad werd een ruimte voor hedendaagse kunst ontwikkeld met financiële steun van de Europese Unie. Het zwembad zelf is gebouwd tussen 1957 en 1962. Het is slechts tot het eind van de jaren ’70 gebruikt omdat de constructie toen instabiel werd omdat een nabijgelegen rivier omgeleid werd en er een autoweg werd aangelegd. Bij de herbouw zijn de instabiele delen afgebroken en opnieuw opgebouwd.

Van het gebouw zelf leek op het moment dat ik er was maar een klein deel in gebruik voor het tentoonstellen van kunst. Het grootste deel leek gewoon leeg te staan. Als je op de Facebookpagina van de Kunsthalle gaan kijken, worden daar een flink aantal activiteiten aangegeven. Eind april was er in elk geval geen grote tentoonstelling van kunstenaars. En daarmee worden er toch echt veel kansen gemist om toeristen te trekken. Zeker omdat het om een gebouw gaat dat slechts 10 jaar geleden volledig gerenoveerd is.

Tot 1920 was Kosice nog een onderdeel van Hongarije. Hierna behoorde het bij het nieuwe Tsjecho-Slowakije. In Kosice staat een museum over Sandor Marai. Een Hongaarse schrijver die in het jaar 1900 in Kosice is geboren. Het museum is opgedeeld in een zestal onderdelen: “Een introductie”, “het leven in Kosice”, “familie van de schrijver”, “kindertijd en jeugd”, “Boedapest” en de “Emigratie”.

Na afloop van de Eerste Wereldoorlog vertrok de jonge Sandor Marai naar Budapest om vervolgens in oktober 1919 verder te gaan naar Duitsland. Nadat hij in 1923 getrouwd was ging hij samen met zijn vrouw wonen in Parijs. Na door allerlei landen gereisd te zijn kwam hij in 1928 terug naar Budapest. Hoewel de opschriften in het museum alleen in het Hongaars en Slowaaks zijn, is er ook een Engelse digitale toelichting beschikbaar.

Na afloop van de Eerste Wereldoorlog vertrok de jonge Sandor Marai naar Budapest om vervolgens in oktober 1919 verder te gaan naar Duitsland. Nadat hij in 1923 getrouwd was ging hij samen met zijn vrouw wonen in Parijs. Na door allerlei landen gereisd te zijn kwam hij in 1928 terug naar Budapest. Hoewel de opschriften in het museum alleen in het Hongaars en Slowaaks zijn, is er ook een Engelse digitale toelichting beschikbaar.

Na de Tweede Wereldoorlog werd Marai gekozen tot secretaris-generaal van de Hongaarse vereniging van schrijvers. Hij werd ook lid van een kunstraad van de Hongaarse regering en in 1947 gekozen tot lid van de Hongaarse academie van wetenschappen. Na de machtsovername door de communisten vertrok hij in september 1948 uit Hongarije richting Italië.

In 1980 vertrok hij samen met zijn vrouw definitief naar San Diego in de Verenigde Staten om in de buurt van zijn adoptiefzoon Janos te kunnen wonen. Na zijn vertrek uit Hongarije is Marai blijven publiceren in de Hongaarse taal. In 1986 overleed zijn vrouw aan kanker. In november zijn jongere broer en in 1987 ook zijn adoptiefzoon.

Nadat hij in het begin van 1989 door zelfmoord overleden was, zorgde de val van het communisme in Hongarije voor een rehabilitatie van de schrijver. Hij werd weer erkend als lid van de Hongaarse academie van wetenschappen. Op verschillende plaatsen kwamen er gedenktekens en vanaf 2019 bestaat het museum over hem in Kosice. In de buurt van het museum is ook nog een beeld van hem te vinden.

Hierna ben ik teruggenomen naar het echte centrum van de stad om daar nog een tweetal kerken te bezoeken. Hieronder is nog een foto te zien waar de kathedraal volledig opstaat dan de eerdere foto uit het vorige deel van dit reisverslag.

De drievuldigheidskerk in Kosice is een voormalige Jezuïetenkerk, die tegenwoordig als Rooms-Katholieke kerk in gebruik is. De kerk is gebouwd op de plek waar in 1619 drie katholieke priesters gemarteld werden tot de dood erop volgde. Deze priesters waren naar het overwegend protestantse Kosice gestuurd om daar de katholieken te ondersteunen. Toen de stad in dit jaar door opstandige soldaten bezet werd, begonnen die een vervolging van de katholieken.

De Jezuïeten hebben de kerk gebruikt tot 1773 toen hun orde ontbonden werd en ze verdreven werden uit de stad. De kerk is sinds 1811 in gebruik bij de katholieke orde van de Premonstratenzers.

Een andere kerk is de Sint-Antonius van Paduakerk uit de 14de eeuw. De kerk is onderdeel van een complex waarin zich ook het klooster van de Franciscanen bevindt. Een klooster dat tegenwoordig niet meer bewoond wordt. Tussen 1596 en 1671 werd de kerk als kathedraal gebruikt door de bisschop van Eger omdat deze plaats toen bezet was door de Ottomanen.

De oprichter van de eerste universiteit van Kosice en tevens ook bisschop van Eger, Benedikt Kisdy, lag begraven in de crypte van de kerk. Na het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn alle crypten door soldaten geplunderd. Na een bezoek aan deze laatste kerk waar ik maar kort binnen ben geweest omdat er op dat moment een viering plaatsvond, had ik voor vandaag genoeg dingen gezien. Zoals uit dit reisverslag volgt is er in Kosice en omgeving genoeg te zien om daar een dag of vier te verblijven. Een goede planning is wel van belang en dan kun je nog wel eens voor verrassingen komen te staan omdat musea ineens onaangekondigd dicht kunnen zijn. Het geeft echter wel een goed beeld van Slowakije dat door toeristen nog niet echt ontdekt is.

Het volgende deel van dit reisverslag is te vinden op deze pagina
Reactie toevoegen